Rotkreupel is een besmettelijke vorm van kreupelheid van (met name) schapen en geiten. Er zijn 2 bacteriesoorten die hierbij samenwerken. Fusobacterium necrophorum is een bacterie die altijd in de darm van kleine herkauwers aanwezig is en dus ook voorkomt in de mest, het weiland en de stal. Deze bacterie zorgt voor een verweking van de tussenklauwhuid waardoor de eigenlijke rotkreupelbacterie, Dichelobacter nodosus, kan binnendringen. De bacterie kan alleen overleven in zuurstofarme omgeving, buiten het schaap kan de bacterie maar maximaal 14 dagen overleven. In een vochtige warme omgeving kan de bacterie zich makkelijk vermenigvuldigen.
Rotkreupel kan ongemerkt grote economische schade geven door verminderde groei, verminderde melkproductie en verminderde weerstand.
De diagnose wordt in de regel op de
verschijnselen gesteld. De belangrijkste symptomen van rotkreupel zijn
kreupel lopen en grazen op de knietjes. Bij inspectie van de klauwen en
tussenklauwhuid kan er roodheid en zwelling waargenomen worden. In een
later stadium kan er een duidelijke rottingsgeur geroken worden. In
ernstige gevallen kan er zelfs ontschoening optreden. Bij twijfel kan de
dierenarts een monster afnemen wat in het laboratorium wordt onderzocht
op de aanwezigheid van dichelobacter nodosus.
Een
tussenklauwhuidontsteking veroorzaakt door alleen F. necrophorum is niet
te onderscheiden van beginnende rotkreupel. Daarom is het in
twijfelgevallen raadzaam het koppel na ongeveer 10 dagen opnieuw te
onderzoeken. Bij rotkreupel zal in die tussenliggende periode in de
regel een verergering hebben plaatsgevonden.
De behandeling bestaat uit verschillende
handelingen. Uiteindelijk kan een behandeling alleen succesvol zijn als
ook strikt aan preventieve maatregelen wordt vastgehouden.
Preventieve maatregelen:
Ook
enten behoort tot de mogelijkheden. Hiermee wordt de weerstand tegen de
rotkreupelbacterie vergroot. De immuniteitsduur van deze enting is
ongeveer 6 maanden wat betekent dat tweemaal per jaar enten voldoende is
om goed beschermd te blijven. Voor de beste beschermingsgraad worden
alle dieren tegelijk gevaccineerd.
Drachtige schapen niet meer vaccineren in de laatste 4 weken van de dracht, om abortus door stress te voorkomen. Na het lammeren wordt ook aangeraden 4 weken niet te vaccineren, omdat dit een daling van de melkgift kan geven. Vaccineren in de dracht zorgt niet voor bescherming van de lammeren, ook niet later via de biest. Lammeren vanaf 3 maanden leeftijd kunnen worden geënt door middel van een tweevoudige vaccinatie met 4-6 weken tussentijd.
De enting tegen rotkreupel geeft meestal een
duidelijke entreactie in de vorm van een bult op de injectieplaats. In
een enkel geval kan hier een abces ontstaan.
Om een plan van aanpak tegen rotkreupel op te stellen, toegespitst op uw bedrijf, koppel en mogelijkheden, kunt u contact opnemen met de praktijk.