Melkziekte of calcium tekort is een probleem wat bij drachtige ooien voor kan komen. De ontwikkeling van het lam vraagt veel calcium. Als het schaap onvoldoende calcium opneemt uit het rantsoen daalt het calciumgehalte in het bloed. Bij koeien komt dit vooral na het afkalven voor, maar bij schapen treedt het vaak in de laatste 6 weken van de dracht op. Door het gebrek aan beschikbaar calcium in het bloed kunnen spieren niet goed samentrekken.
Schapen met een calcium tekort hebben vaak moeite met bewegen, hierdoor zijn ze traag, staan apart, slingeren of lopen stijf en vertonen spiertrillingen. Bij groter tekort aan calcium blijven de schapen liggen, soms maken ze daarbij fietsbewegingen. De verschijnselen lijken erg op slepende melkziekte.
Het tekort aan calcium moet worden aangevuld, het snelst gaat dit door een infuus met calcium in de ader te laten lopen. Ook kan er calcium onder de huid of in de bek worden gegeven (mits het dier goed slikt). Vaak zijn deze dieren ook gevoelig voor slepende melkziekte en er wordt daarom ook extra energie gegeven.
Schapen hebben in het laatste deel van de dracht een rijk rantsoen nodig, met voldoende energie en calcium. Drachtige ooien hebben 6g calcium per dag nodig, na het lammen is dat 11g. Dit voer moet ook opgegeten worden, dus zorg dat alle dieren tegelijk kunnen eten, voer voerovergangen geleidelijk door en voorkom stressmomenten (opstallen, rantsoen-wijzigingen, verplaatsen, bekappen etc). Denk in de wintermaanden ook aan het bijvoeren van de schapen in de weide (zeker met sneeuw!).
Tekst geschreven door Mariska Lansbergen