Medicijnen zijn bij de bedrijfsvoering een noodzaak, maar het gebruik dient tot een minimum te worden beperkt. De overheid heeft daarom het gebruik door u als veehouder aan banden gelegd. Bij de keuze van een medicijn wordt door ons allereerst op effectiviteit en veiligheid gelet. Om u als veehouder op weg te helpen bij verantwoord medicijngebruik wordt voor elk individueel bedrijf een specifiek bedrijfsbehandelplan (BBP) opgesteld.
LET OP: het is de verantwoordelijkheid van de veehouder om minimaal een week vóór het verlopen van het BBP contact op te nemen met de praktijk voor een afspraak. Indien u KKM controle krijgt en er moet met spoed een BBP worden opgesteld dan zijn hier extra kosten aan verbonden.
De vrijheid waarmee we medicijnen mogen afgeven en gebruiken is de afgelopen jaren steeds meer aan banden gelegd. Boetes en andere tuchtmaatregelen zijn sterk naar boven opgetrokken. Zowel de controleurs van de verschillende kwaliteitssystemen in de melkveehouderij (zoals Q-lip) en vleesveehouderij, als die van de NVWA (voorheen AID), kunnen diepgaand spitten in de administratie van uw medicijngebruik. Beide hebben inzicht in de databank m.b.t. de geleverde medicijnen. Een heldere en sluitende administratie is onontbeerlijk om problemen te vermijden. Ook de medicijnen die u afvoert via de afvalverwerker, of per ongeluk verloren gaan door breuk, dient u te noteren.
Sinds 1 maart 2014 is de regelgeving
aanzienlijk aangepast. Alle antibiotica vallen nu onder de UDD regeling
en mogen daarom uitsluitend door dierenartsen worden toegepast tenzij er
aan een aantal voorwaarden wordt voldaan:
1) Er is een schriftelijke overeenkomst tussen veehouder en dierenarts. (De één-op-één overeenkomst met de geborgde dierenarts).
2)
Er is een bedrijfsdossier dat bestaat voor rundveehouders uit het
bedrijfsgezondheidsplan en het bedrijfsbehandelplan.
3) De dierenarts bezoekt het bedrijf regelmatig en dat betekent voor melkveebedrijven één keer per drie maanden.
Hierbij wordt gekeken naar de gezondheid van de dieren en het
antibioticumgebruik op het bedrijf en hiervan wordt een verslag gemaakt.
Dit
zijn de basisvoorwaarden, als hier aan wordt voldaan mag de veehouder
zelf antibiotica toedienen en op voorraad hebben. Dit betreft dan
uitsluitend de zogeheten 1e keuze antibiotica die op het behandelplan
staan vermeld. De voorraad mag niet groter zijn dan voor 15% van de
dieren voor een bepaalde aandoening. Uitzondering geldt voor de
mastitisinjectoren, hiervoor is een 1e keuze antibiotica geregistreerd voor een deel van de kiemen. Bij milde mastitiden moet daarom een 1e keuze middel ingezet worden, bij ernstige mastitis mag wel een 2e keuze antibiotica voor worden afgegeven.
Voor de overige
2e keuze antibiotica (deze staan niet op uw behandelplan) geldt dat ze
uitsluitend voor een individueel dier, na het stellen van de diagnose,
mogen worden afgegeven. 2e keuze antibiotica die overblijven van een
behandeling moeten na 14 dagen van het bedrijf worden verwijderd.